De betoverende slang
Lang, heel lang geleden gleed ik door deze grassen samen met meer van mijn soort. We leefden in harmonie samen kenden elkaar als geen ander en bewaakten dit stuk land dat wij het onze noemden. Ik was één van mijn laatste, de oudste en daarmee droeg ik kennis van mijn voorouders samen met die van mijzelf in mij. We hadden land wat we moesten bewaken, één die ik tot op het laatst ook heb bewaakt.
Er waren er die hier graag zich wilden neerzetten, het henzelf toe-eigenen, een stuk land wat niet van hen was. Een magisch stuk land. Wie hier woonde, leefde een heel lang leven, langer dan jij je kunt voorstellen. Het was onze taak ons land te beschermen tegen hen die het voor donkere doeleinden wilden gebruiken, voor hun eigen gewin. Ook was het onze en mijn taak om te onderwijzen aan hen die wilden leren en doorgeven, alleen zij werden toegestaan op ons land voor een periode die jij als een heel leven zou ervaren. Daarna gingen zij terug naar hun eigen land en gaven de kennis door, maakten gebruik van deze kennis om goed te doen. Zo leefden wij heel lang, heb ik veel wezens gekend, samengewerkt met hem die jullie Merlijn noemen. Op een dag arriveerde zij, zij die ons wilde toe-eigenen voor de magie die in ons maar ook met ons leefde. Kwaad en donker was wat zij wilde verspreiden voor altijd en daarvoor had ze ons nodig. In het speciaal had zij daar mij voor nodig. Als de oudste en meest wijze van ons had ik meer magie in mij dan menig andere van mijn soort. Je mag ook weten dat wij alleen uit vrije wil deze magie en kennis kunnen doorgeven aan anderen die niet van ons zijn. Ze had mooie praatjes en beelden. Wanneer dat niet werkte ging zij een stap verder en deed ons pijn door het land te vernielen, te vergiftigen.
Zo kwam zij er ook achter dat zij mij moest hebben wilde zij voor altijd en eeuwig een donkere wereld creëren. Eerst moest ze mij nog vinden, het land was groot, heel groot. Jaren gingen voorbij. Kennis over haar liep vooruit en tegen de tijd dat ik haar tegen het lijf liep wist ik alles over haar en zij alles over mij. Ze vroeg mij te luisteren en vertelde mij haar verhaal en waarom het haar levensdoel was om de aarde zwart te maken met alles en iedereen erbij. Ik voelde veel verdriet bij haar woorden, om haar en om wat haar was aangedaan, ik begreep waarom. Toch weigerde ik haar te helpen hierbij en vertelde haar alle mooie dingen die ik wist en dat waren er veel. Ze werd het zat om naar mij te luisteren, wilde niet horen en werd heel erg boos. En in haar boosheid betoverende zij mij in dat wat je nu ziet. Daarmee bezegelde ze ook haar eigen lot en werd mijn staat van zijn ook de hare.